Historie van de kerk

Geschiedenis

Hoewel de kerk van Visvliet volgens een steen in de voorgevel uit 1427 stamt en gewijd zou zijn aan Gangulphus, zijn de sporen van de gotiek nog maar op enkele plaatsen terug te vinden. De windvaan (1693) – in de vorm van een vis boven drie koperen bollen – en het visje in een vliet op de preekstoel herinneren aan het feit dat Visvliet vroeger een vissersdorp was.

De halve westtravee bezit nog iets van het gotische karakter; deze werd niet afgebroken omdat ze dienst deed als dorpsschool. Aan de zuidzijde herinnert een half spitsboogvenster aan de gotiek, net als een nis van een spitsboogvenster aan de noordzijde. De vele veranderingen in de loop van de tijd hebben het uiterlijk van de kerk flink veranderd; de halve travee wijst er op dat er een inpandige toren is weggebroken en rond 1600 vervangen is voor een kleine dakruiter, welke op het relatief lange schip verdwaald lijkt. De oorspronkelijke spitsboogvensters werden rond 1700 veranderd in rondbogen; samen met het verwijderen van bijna alle steunberen deed dit afbreuk aan het gotische karakter. De 19e eeuwse bepleistering deed de rest. De ingang kreeg een rijke omlijsting en de vensters een zogenaamd ‘wenkbrauwoog’ als decoratie. Omdat het metselwerk achter de pleisterlaag van te slechte kwaliteit was, bleef de pleisterlaag bij een restauratie in 1978 behouden, tegen de wens van de bevolking in.

De herenbanken in het interieur zijn het oudst: ze stammen uit de 17e eeuw en hebben een typische renaissance decoratie. Het orgel komt uit 1869 en is gebouwd door Petrus van Oeckelen en wordt gesierd door twee adelaars, die meer elkaar dan de kerkgangers in de gaten lijken te houden. De gedenksteen in de zuidwand, ingemetseld door de abt Gerardus Wiltinck van Dwingel van klooster Jeruzalem (Gerkesklooster), vermeldt de buitengewoon hoge roggeprijs in 1557: ‘Anno 1557 golt de rogge VII Emder gulden tmud. D. Gerardus Wiltinck van Dwingel, de XXX abbas in Ierusale 1557’. De klok in de dakruiter stamt uit 1630, volgens het opschrift: ‘Int jaer ons Heeren duysent ses hondert ende dertich heeft my Hans Falck van Nueremberg gheghoten’.